Restauratie van het Clerinx-orgel

 

De restauratie voorzag in het volgende opzet:

 

Een nieuwe opstelling

Omdat het orgel verdoken zat achter de gotische boog, werd de boog hoger uitgekapt en kon het orgel naar voren worden geschoven. Om ruimte te geven aan het rugpositief werd een geheel nieuwe balustrade ontworpen. Dankzij de vernieuwde opstelling heeft het instrument duidelijk aan grandeur gewonnen. De nieuwe pedaalkast kreeg zijn plaats achter de hoofdwerkkast en de blaasbalg -die voorheen tegen de zuidenmuur van de torenruimte stond- staat nu centraal achter het orgel.

 

Wegnemen van niet-originele elementen

Het positief dat destijds getransformeerd werd tot een zwelwerk en achter het hoofdwerk stond werd afgebroken. Talrijke zichtbare wijzigingen moesten ongedaan gemaakt worden zoals bv. de lessenaar, zweltrede, pedaalklavier, tremulant enz.  Maar ook inwendig is goed nagegaan welke onderdelen niet origineel waren: zo werd o.a. het register cimbel dat in 1967 geplaatst werd vervangen door een reconstructie van het oorspronkelijke register.

 

Restauratie van het originele materiaal in grote lijnen

De kasten: De hoofdwerkkast werd gereinigd en kreeg een oppervlaktebehandeling. Talrijke beschadigingen werden hersteld; opvallend is de restauratie van de kroonlijst. Tegen de hoekstijlen van het bovenkast werden nieuwe gesculpteerde zijtrofeeën geplaatst, de originelen waren verdwenen.
Na de ontmanteling van de zwelwerkkast kwamen nog originele kastelementen van het rugpositief te voorschijn. Deze stukken werden zeer geslaagd opnieuw verwerkt in de nieuwe kast van het rugpositief.

De klavieren: De manualen zijn opnieuw met gebleekt been belegd, en het sterk beschadigde fineerhout op de bakstukken is hersteld. Een nieuw pedaalklavier werd voorzien; dit pedaal is een kopie van een origineel pedaalklavier uit Geetbets. De registerplaatjes die allemaal overschilderd waren werden opnieuw beschilderd naar het voorbeeld van de nog bewaarde beschilderingen die tevoorschijn kwamen na verwijdering van de bovenliggende laag.

De tracturen: De originele onderdelen van de toets- en registertracturen bleven zoveel als mogelijk bewaard. Voor het rugpositief en het pedaal moesten volledig nieuwe tracturen aangelegd worden.

De windladen: De windladen werden volledig ontmanteld: lederen onderdelen vervangen, cancellen opnieuw gelijmwaterd en bewegende onderdelen gevlakt. De messing veren in de ventielkasten moesten vervangen worden. De niet-originele stokboringen in het rugpositief werden gedicht en de stok van de hautbois 8’ kreeg bijkomende boringen voor de uitbreiding naar de baskant.

De blaasbalg: Al het leder van de blaasbalg werd vervangen, het ijzer- en houtwerk werd behandeld. Er werd een nieuwe geruisloze motor geplaatst, maar de blaasbalg kan nog steeds handmatig met behulp van een wiel bediend worden. Er werd geen kast rond de blaasbalg gebouwd.

Het pijpwerk: Zeer veel tijd is gegaan naar de restauratie van het pijpwerk. Het orgel bevat ongeveer 1700 pijpen waarvan een 400-tal nieuw werd vervaardigd. De andere pijpen werden minstens gereinigd. Er was grote schade aan de stemranden en de pijpvoeten: slechte delen werden weggenomen en nieuwe stukken ingesoldeerd. De frontpijpen van het hoofdwerk werden glanzend gepolijst en de frontpijpen van het rugpositief zijn uit zuiver tin.

 

Reconstructie van het rugpositief

De windlade, een groot deel van het pijpwerk en sommige kastonderdelen waren nog oorspronkelijk. De kast volgt bij benadering de contouren van het oorspronkelijke meubel, analoog met het voorbeeld uit Rekem (Franciskanerkerk 1844). De ornamentiek is eigentijds maar geïnspireerd op de hoofdwerkkast. De balustrade kreeg een sobere vormgeving. De H. Cecilia en H. David stonden op dezelfde plaats in de vorige neogotische balustrade. Het register hautbois 8’, dat door Clerinx werd voorzien als een half spel, werd aangevuld met een baskant.

 

Uitbreiding van het orgel met een zelfstandig pedaal

Een belangrijke ingreep was de toevoeging van een zelfstandig pedaal. Het vorige pedaalklavier was aangehangen aan het manuaal en had geen eigen registers. De toevoeging van dit pedaalwerk geeft het orgel een belangrijke meerwaarde en is onder meer te verantwoorden door het veel grotere volume van de kerk sinds de verbouwing aan het einde van de 19de eeuw. Om eenheid in stijl te bewaren werd het Clerinx-pedaalwerk uit de kerk Sainte-Cathérine van Luik volledig gekopieerd. De registerbezetting luidt: Soubasse 16’, Octave 8’, Quinte 6’, Octave 4’, Bombarde 16’ en Bombarde 8’. De beide bombardes zitten in houten stevels en de messing lepels zijn belederd. Helaas zit de klank van dit pedaalwerk een beetje gevangen in de torenruimte achter het orgel.

 

Stemmen en herintoneren

Bij de intonatie werd de klankkleur van elke orgelpijp aangepast aan de akoestische ruimte. Elke pijp moest binnen zijn register geëgaliseerd worden en elk register moest zijn juiste verhouding krijgen binnen het geheel van het orgel en in de specifieke combinaties.

 

er voor het vervolg